Het ei
De kip was zo blij en legde toen een ei
Het ei brak open, wat kwam daar uit gekropen
weetje wat het kuiken riep: piep piep, piep piep!
Vogels in het riet
Hoor de vogels in het riet
tjiep tjiep tjiep, tjiep tjiep tjiep,
Hoor de vogels in het riet
tjiep tjiep tjiep..
Krokusbolletje
Krokusbolletje,
kom eens uit je holletje
met je bloempje teer en fijn,
o wat ben je klein.
Palm palm pasen
Palm palm pasen ei koerei,
over ene zondag dan krijgen wij een ei.
Één ei is geen ei,
twee ei is een half ei,
drie ei is een paasei.
Schaapje, schaapje
Schaapje schaapje heb je witte wol,
ja baas ja baas drie zakken vol.
Één voor de meester en één voor zijn vrouw,
één voor het kindje dat bibbert van de kou.
Schaapje schaapje heb je witte wol,
ja baas ja baas drie zakken vol.
Lente
Ik weet dat de lente komt,
ik weet het nu heel zeker.
Ik weet dat de lente komt,
Waarom, waarom, waarom?
Wie heeft je dat vertelt?
Het lammetje, het lammetje.
Wie heeft je dat vertelt?
Het lammetje in het veld.
Ik weet dat de lente komt,
ik weet het nu heel zeker.
Ik weet dat de lente komt,
Waarom, waarom, waarom?
Wie heeft je dat vertelt?
Het veulentje, het veulentje.
Wie heeft je dat vertelt?
Het veulentje in het veld.
Zomer
Plitse pletse
Plitse pletse plater,
’t Eendje zwemt in ’t water.
Plitse pletse plas,
’t Eentje loopt op ’t gras.
Plitse pletse plater,
’t Eendje zwemt in ’t water.
Plitse pletse plant,
’t Eentje op de rand.
Tjoep vlieger
Tjoep zegt de vlieger en hij vliegt de lucht in
tjoep zegt de vlieger en hij vliegt omhoog.
Zie je de vlieger wiegen, steeds maar hoger vliegen.
Tjoep zegt de vlieger en hij vliegt de lucht in
tjoep zegt de vlieger en hij vliegt omhoog.
Tjoep!
Visje, visje
Visje visje in het water,
visje visje in de kom.
Visje kan niet praten,
visje visje draai je om.
Vlieg op vlieg
Vlieg op dikke vlieg, dikke bromvlieg.
Je plaagt me en je kriebelt zo,
ik wil je niet je wiebelt zo.
Ga weg jij van mij neus dikke deus,
ga weg jij van mijn neus!
Zand op je boterham
Lekker rennen in je blootje,
schelpen zoeken op het strand,
varen in een rubber bootje,
zonnen in een warm land
en overal zit zand.
Zand op je boterham zand
in je haar
bah wat voelt dat naar
Zand in je oren van achter
en van voren,
zand zand zand.
Zoem zoem zoem
Zoem zoem zoem,
de bij zit op de bloem.
Ze wil wat honing vragen
om naar de korf te dragen.
Mmmmmmmm…..
Zoem zoem zoem,
de bij zit op de bloem.
Ze wil wat honing vragen
om naar de korf te dragen.
Zwemmen
vind jij ’t ook zo fijn in het bad?
Druppeltjes hier en druppeltjes daar
op mijn neus en op mijn haar.
Herfst
Eekhoorn
Eekhoorn, eekhoorn
met je lange staartje.
Eenkoon, eekhoorn,
spring maar met een vaartje.
Tikketakke tomen,
roetj in de bomen.
Hanse panse kevertje
Hanse panse kevertje
die klom eens op een heg.
neer viel de regen
die spoelde alles weg.
Op kwam de zon
die maakte alles droor.
Hanse panse kevertje
die klom toen weer omhoog.
Herfst herfst
Herfst, herfst, wat heb je te koop,
diuzend kilo bladren op een hoop.
Zakken vol met wind, ja mijn kind,
‘ k weet niet of jij dat aardig vindt.
Hoor de wind
Hoor de wind eens waaien,
hoei hoei hoei!
Zie de bomen zwaaienhoei hoei hoei!
Ga niet zo te keer, jij lastige meneer.
ik blijf lekker binnen, wat een lelijk weer.
In iedre kleine appel
In iedre kleine appel
daar lijkt het wel een huis,
want daarin zijn vijf kamertjes,
precies als bij ons thuis.
In ieder hokje wonen
twee pitjes zwarte en fijn.
Die liggen daar en dromen van licht en zonneschijn.
Ze dromen hoe ze later als het kerstfeest wordt gevierd
ook appels zullen wezenwaar men de boom mee siert.
Op een grote paddestoel
Op een grote paddestoel rood met witte stippen
zat kabouter spillebeen heen en weer te wippen.
Krak zei toen de paddestoel met een diepe zucht
en zijn beentjes vlogen hoepla! in de lucht.
Winter
Rikketikketik
Rikketikketik, rikketikketik,
door de regen daar loop ik.
Stampen in een diepe plas,
druppels op mijn regenjas.
Rikketikketik, rikketikketik,
door de regen jij en ik.
Dag meneer de sneeuwman
Dag meneer de sneeuwman, waar kom je vandaan
Dan meneer de sneeuwman, blijf daar maar staan.
Hier is een bezem, een stok en een hoed.
Dag meneer de sneeuwman het staat je goed. .
O o o koud
O o, o o, wat is het buiten koud
Brrr!….
Maar …. met je mutsje op en je wantjes aan
kunnen we toch naar buiten gaan
met je mutsje op en je wantjes aan
kunnen we toch naar buiten gaan
Pak je laarzen
Pak je laarzen pak je jas
moeder breidt een wollen das.
Loop maar in de regen
loop maar in de wind,
klap in je handen m’n lieve kind.
Pak je laarzen pak je jas
moeder breidt een wollen das.
Loop maar in de regen
loop maar in de wind,
stamp in de plassen m’n lieve kind.
Sneeuwvlokje
Sneeuwvlokje sneeuwvlokje dwarrel maar rond
Kom met je vriendjes bij ons op de grond.
Sneeuwvlokje sneeuwvlokje kom nu maar gauw
Misschien maar ik straks wel een sneeuwpop van jou.
Kiekeboeliedjes!
Zag twee beren broodjes smeren
‘k Zag twee beren broodjes smeren,
o het was een wonder.
‘T was een wonder boven wonder
dat die beren smeren konden.
Hie hie hie, ha ha ha,
‘ k Stond erbij en ik keek ernaar.
‘k Zag twee koeien bootje roeien,
o het was een wonder.
‘T was een wonder boven wonder
dat die koeien roeien konden.
Hie hie hie, ha ha ha,
‘ k Stond erbij en ik keek ernaar.
‘ k Zag vier vliegen kindjes wiegen,
o het was een wonder.
‘T was een wonder boven wonder
dat die vliegen wiegen konden.
Hie hie hie, ha ha ha,
‘ k Stond erbij en ik keek ernaar.
‘ k Zag vijf apen wortels schrapen,
o het was een wonder.
‘T was een wonder boven wonder
dat die apen schrapen konden.
Hie hie hie, ha ha ha,
‘ k Stond erbij en ik keek ernaar.
Aan tafel
Aan tafel, aan tafel,
we gaan met z’n allen aan tafel.
We gaan nu fruit eten,
dat moeten we niet vergeten.
Aan tafel, aan tafel,
we gaan met z’n allen aan tafel.
We gaan nu brood eten,
dat moeten we niet vergeten.
Appel peer banaan
Appel peer banaan,
beer wijst alles aan.
Beer wijst aan wat ….(naam van het kind) wil,
lekkere appel zonder schil.
Heel veel stukjes hap hap hap,
lekker mmm, zo’n mond vol sap.
Sinaasappel peer
Sinaasappel peer,
daarvan lust ik meer.
Één twee, doe maar mee,
drie, vier, met plezier,
vijf, zes, schillen met een mes.
Dag kindren
Dag kindren dag kindren
nu gaan we weer.
Het was heel gezellig
tot de volgende keer.
De stoel is m’n trom
De stoel is m’n trom,
van je rom bom bom.
De stoel is m’n trom,
van je rom bom bom.
En draai je handen nog eens om.
De wielen van de bus
De wielen van de bus die draaien rond
rond en rond, rond en rond.
En de wielen van de bus die draaien rond
als de bus gaat rijden.
De deuren van de bus gaan open en dicht,
open en dicht, open en dicht.
En de wielen van de bus gaan open en dicht
als de bus gaat rijden.
De wissers van de bus gaan heen en weer,
heen en weer, heen en weer.
De wissers van de bus gaan heen en weer
als de bus gaat rijden.
De lichten van de bus gaan aan en uit,
aan en uit, aan en uit.
De lichten van de bus gaan aan en uit
als de bus gaat rijden.
De mensen in de bus gaan op en neer,
op en neer, op een neer.
De mensen in de bus gaan op en neer
als de bus gaat rijden.
De mama’s in de bus die kletsen maar,
kletsen maar, kletsen maar.
de mama’s in de bus die kletsen maar
als de bus gaat rijden.
De kindjes in de bus gaan hobbel hobbel hobbel,
hobbel hobbel hobbel, hobbel hobbel hobbel.
De kindjes in de bus gaan hobbel hobbel hobbel
als de bus gaat rijden.
De papa’s in de bus die slapen maar,
slapen maar, slapen maar.
De papa’s in de bus die slapen maar
als de bus gaat rijden.
De buschauffeur zegt dag dag dag,
dag dag dag, dag dag dag.
De buschauffeur zegt dag dag dag
als de bus gaat rijden.
Een koetje en een kalfje
Een koetje en een kalfje die liepen in de wei,
toen kwam er een heel dik varkentje voorbij.
Dat zei, dat zei, geef dat kalfje maar aan mij.
Nee zei de koe, boe boe boe,
Nee zei de koe, boe!!!
Hallo Halla
Hallo halla, hallo halla,
goeiemorgen tralala,
hallo halla, hallo, halla,
goeiemorgen trala.
Dag …(naam van het kind), dag …..,
wat fijn dat jllie er zijn,
wij gaan nu lekker fruit eten,
o dat vinden wij fijn.
Helikopter
Helikopter, helikopter, mag ik met jou mee omhoog.
Hoog in de wolken wil ik wezen,
hoog in de wolken wil ik zijn.
Helikopter, helikopter, vliegen is zo fijn.
Het speelgoed in de doos
Het speelgoed in de doos,
het speelgoed in de doos.
Eia victoria het speelgoed in de doos.
In de maneschijn
In de maneschijn, in de maneschijn,
klom ik op een trapje naar het raamkozijn.
Maar je raad het niet, maar je raad het niet.
Zo doet een vogel en zo doet een vis,
zo doet een duizendpoot die schoenenpoetser is.
En dat is één, en dat is twee,
en dat is dikke dikke tante Kee.
En dat is recht, en dat is krom,
en nu draaien we het wieltje nog eens om,
rom bom!
Jongens meisjes
Jongens meisjes aan de kant
want daar komt de olifant.
Grote poten, grote oren
en een lange slurf van voren.
Jongens meisjes aan de kant
want daar komt de olifant.
Kiekeboe
Kiekeboe, kiekeboe, waar is ….(naam van het kind),
kiekeboe, kiekeboe,
waar ben jij.
Op een klein stationnetje
Op een klein stationnetje ’s morgens in de vroegte,
stonden zeven wagentjes keurig op een rij.
En de machinist die draaide aan het wieletje,
hakkehakke puf puf weg zijn zij!
Klein rood autootje
Klein rood autootje, waar breng je ons naar toe?
Naar alle lieve kindren, en naar de Kiekeboe.
En de handen gaan van klap klap klap,
en de voeten gaan van stap stap stap.
Klein rood autootje, waar breng je ons naar toe?
Olifantje
Olifantje in het bos
laat je mama toch niet los.
Anders raak je de weg nog kwijt
en dan krijg je later spijt.
Olifantje in het bos
laat je mama toch niet los.
Onder een klein bruggetje
Onder een klein bruggetje zat een krokodilletje,
iedereen die er langs kwam die beet hij in z’n billetje.
Stout krokodilletje ik zal de politie halen
en dan moet jij straks mijn billetjes betalen.
Poesje mauw
Poesje mauw, poesje mauw,
kom eens gauw.
Ik heb lekkre melk voor jou
en voor mij rijstebrij.
O wat heerlijk smullen wij.
Schommelen
Schommelen, schommelen, heen en weer,
hoger, hoger, keer op keer.
Stevig houd ik de touwtjes vast
als een matroosje in de mast.
Slaap kindje slaap
Slaap kindje slaap, daar buiten loopt een schaap,
een schaap met vier witte voetjes,
drinkt er zijn melk zo zoetjes.
Schaapje met je witte wol,
’t kindje drinkt haar buikje vol.
Slaap kindje slaap, daar buiten loopt een schaap,
een schaap met vier witte voetjes,
drinkt er zijn melk zo zoetjes.
Sterretjes aan de hemel staan,
kindje jij moet slapen gaan.
Smakelijk eten
Smakelijk eten, smakelijk eten,
hap hap hap, hap hap hap.
Dat zal lekker smaken, dat zal lekker smaken,
eet maar op, eet maar op.
Smakelijk drinken, smakelijk drinken,
slok slok slok, slok slok slok.
Dat zal lekker smaken, dat zal lekker smaken,
drink maar op, drink maar op.
We gaan opruimen
We gaan opruimen, we gaan opruimen.
Zet het waar het hoort, de spullen soort bij soort.
We gaan opruimen, we gaan opruimen,
ruim de boel maar op.
Ze kunnen kletsen wat ze willen
Ze kunnen zeggen wat ze willen maar de olifant
die heeft de allerdikste billen van het hele land
en de giraf de allerlangste nek
en de krokodil de allergrootste bek.
Dit ben ik!
Deze vuist
Deze vuist op deze vuist, deze vuist op deze vuist,
deze vuist op deze vuist en zo klim ik naar boven.
Dikke duim
Dikke duim dikke duim, waar ben jij?
Ja hier ben ik, ja hier ben ik
goeiedag goeiedag goeiedag
Dit zijn mijn wangetjes
Dit zijn mijn wangetjes en dit is mijn kin.
Dit is mijn mondje met tandjes erin.
Dit zijn mijn oren, mijn ogen, mijn haar.
Nu nog mijn neusje en dan ben ik klaar.
Kijk ik maak je handen schoon
Kijk ik maak je handen schoon,
handen schoon, handen schoon.
Kijk ik maar je mond nu schoon
en ……(naam van het kind) is weer klaar.
Kleertjes uit
Kleertjes uit, pyamaatje aan,
hoogste tijd om naar bed toe te gaan.
Kijk eens even op de klok,
alle kippetjes gaan zijn op stok.
Kom we moeten nu slapen gaan,
kleertjes uit, pyamaatje aan.
Stap stap
Stap stap stap stap, zo doen de voeten.
Stap stap stap stap, zo doen de voeten.
Stap stap stap stap, zo doen de voeten.
Stap stap, stap stap, stop!
Twee handjes op de tafel
Twee handjes op de tafel,
twee handjes in je zij,
twee handjes op de schouders,
op ’t hoofdje allebei
De ene in de hoogte,
de ander doet ook mee
en steek ze nu maar ver vooruit,
die handjes alletwee.
Nu maken we twee vuistjes
zo stevig als ’t maar kan,
daar gaan we nu mee trommelen
van rommeldebommeldebom.
De duimpjes zijn het dikste,
de pinken zijn maar klein.
Nu moeten alle handjes weer vlug
op ’t ruggetje zijn.
Jarig!
Er is er een jarig
Er is er een jarig hoera hoera,
dat kun je wel zien dat is zij (hij)!
Dat vinden wij allen zo prettig ja ja
en daarom zingen wij blij.
Zij (hij) leve lang, hoera, hoera,
zij (hij ) leve lang hoera,
Zij (hij) leve lang, hoera, hoera,
zij (hij ) leve lang hoera, hoera!
Kado
Kado kado, kadie kadie kado,
wat zit er in dat prachtige kado.
Kado kado, kadie kadie kado,
scheur het papier er nu maar af,
dan zie je ’t zo!
Yes!
Lang zal ze leven
Lang zal ze leven, lang zal ze leven,
Lang zal ze leven in de gloria,
in de gloria, in de gloria.
Zij leve hoog, zij leve hoog,
ja hoog, ja hoog,
zij leve hoog, zij leve hoog.
Lang zal hij leven, lang zal hij leven,
Lang zal hij leven in de glorai,
in de gloria, in de gloria.
Hij leve hoog, hij leve hoog,
hij leve hoog, hij leve hoog,
ja hoog, ja hoog,
hij leve hoog, hij leve hoog.
Hieperdepiep! Hoera!
Twee violen
Twee violen en een trommel en een fluit
en …(naam van het kind) die is jarig
en de vlaggen hangen uit.
Twee violen en een trommel en een fluit
en …(naam van het kind) die is jarig
en de vlaggen hangen uit.
Ei ei ei en we zijn zo blij,
Want ….(naam van het kind) is jarig
en dat vieren wij.
Ei ei ei en we zijn zo blij,
Want ….(naam van het kind) is jarig
en dat vieren wij.
Ei ei!
Sint en Kerst
Sinterklaasje
Sinterklaasje kom maar binnen met je knecht,
want we zitten allemaal even recht.
Misschien heeft u nog even tijd
voordat u weer naar Spanje rijdt.
Sinterklaasje kom maar even bij ons aan
en laat uw paardje maar buiten staan.
En we zingen en we springen en we zijn zo blij,
want er zijn geen stoute kindren bij.
En we zingen en we springen en we zijn zo blij,
want er zijn geen stoute kindren bij.
Sinterklaas kapoentje
Sinterklaas kapoentje
gooi wat in m’n schoentje,
gooi wat in m’n laarsje,
dank u Sinterklaasje.
Zwarte piet fietsen
Zwarte piet ging uit fietsen
toen klapte zijn band.
Hij moest toen gaan lopen
met de fiets aan zijn hand.
Hij kwam in een dorpje
en zei tegen de smid:
Ik geloof dat er in mijn achterband een pepernootje zit.
De smid moest toen lachen
en plakte zijn band.
Hij kan nu weer
fietsen door heel Nederland.
Hij fietst door de regen,
hij fietst door de wind
En brengt een kadootje
aan ieder zoet kind.
Zwarte piet
Zwarte piet wiedewiedewiet,
‘k Hoor je wel maar ik zie je niet.
Wil je Sint de groeten doen,
gooi wat in mijn lege schoen.
Zwarte piet wiedewiedewiet,
‘k hoor je wel maar ik zie je niet.
Dag Sinterklaasje
Dag Sinterklaasje dag dag,
dag dag Zwarte piet.
Dag Sinterklaasje dag dag,
luister naar ons afscheidslied.
Er is een kindeke
Er is een kindeke geboren op aard,
er is een kindeke geboren op aard.
’t Kwam op de aarde voor ons allemaal,
’t Kwam op de aarde voor ons allemaal.
Er is een kindeke geboren in ’t strooi,
er is een kindeke geboren in ’t strooi.
’t Lag in een kribbe gedekt met wat hooi,
’t Lag in een kribbe gedekt met wat hooi.
O denneboom
O denneboom, o denneboom,
wat zijn je takken wonderschoon.
Ik heb je laatst in ’t bos zien staan,
toen had u nog geen kaarsjes aan.
O denneboom, o denneboom,
wat zijn je takken wonderschoon.
Kerstmis vieren
Kerstmis vieren boom versieren,
kerstbal hier, kerstbal daar,
maar we zijn nog lang niet klaar.
Kerstmis vieren boom versieren,
kerstbal hier, kerstbal daar,
kijk nu is de kerstboom klaar.