Opvoedartikelen

Een positief zelfbeeld

Ieder kind heeft van nature zelfvertrouwen en wil de wereld om zich heen ontdekken. Door op een goede manier met kinderen om te gaan en door hen positieve ervaringen op te laten doen, ontwikkelen kinderen gaandeweg een positief zelfbeeld over zichzelf.

In ons kinderdagverblijf hechten we daarom veel waarde aan een aantal uitgangspunten, beschreven in ons pedagogisch beleidsplan, zoals: respect voor elkaar, inleven in de kinderen, het creëren van een veilige en geborgen sfeer, zelfstandigheid, oog hebben voor het unieke van ieder kind en zorgvuldig praten met kinderen.

Door de manier waarop we met kinderen praten willen we laten merken dat we het kind serieus nemen. We luisteren goed om het kind goed te kunnen begrijpen en reageren altijd zo positief mogelijk. Daarom praten we ook in de ik-taal met het kind, vanuit onszelf, zodat we voorkomen dat we oordelend praten en het kind zich als persoon afgewezen of gekleineerd voelt.

Voorbeeld:

Wanneer een kind een puzzel heeft uitgezocht die nog erg moeilijk is, zeggen we niet: “Die puzzel kun jij nog niet maken, die is te moeilijk voor jou”. In plaats daarvan zeggen we: “Ik zie dat je een hele mooie puzzel hebt uitgezocht. Mag ik je ermee helpen?”

Ook met de allerjongsten praten we veel, op een bevestigende manier, door te vertellen wat we op dat moment doen. Dat geeft een veilige, rustige sfeer en is ook belangrijk voor de taalontwikkeling. Het kind voelt de aandacht en dat geeft zelfvertrouwen. Het mag er zijn.

Zelfstandigheid vinden we ook belangrijk. Kinderen krijgen de ruimte om dat wat ze kunnen zelf te doen. Wanneer iets nog te moeilijk is, dan helpen we een stukje op weg. We leren het kind eerst om het eind van de handeling zelf te doen en dan steeds een stukje erbij totdat het kind het helemaal zelf kan. Natuurlijk zijn we na afloop apetrots en dat laten we merken!

Voorbeeld:

Een manier om kinderen zo zelfstandig mogelijk hun jas aan te laten doen is als volgt: Leg de jas met de voering naar boven en met de kraag naar het kind toe op de grond. Het kind mag de handen in de mouwen doen en de jas over het hoofd naar achteren zwaaien. En kijk naar het wonder: de jas is aan!

Al deze dingen zijn basisvoorwaarden om gezond en gelukkig op te groeien. Wanneer een kind positief naar zichzelf kijkt, dan kan het ook naar anderen positief kijken. Hier willen we graag een bijdrage aan leveren. Kinderen hebben er hun leven lang plezier van!

Een vriendje voor de nacht

Het ene kind zweert bij één knuffel. Het andere kind heeft een kast vol en kiest iedere keer weer een andere favoriet uit.
Er zijn ook kinderen die niet naar een knuffel omkijken, maar meestal horen kinderen en knuffels bij elkaar.

Een pasgeboren baby heeft natuurlijk nog geen besef van de knuffel die zo liefdevol naast hem of haar in bed wordt gelegd. Baby’s voelen zich nog helemaal één met hun omgeving, zijn er onlosmakelijk mee verbonden, en hebben nog geen knuffels nodig.

Maar wanneer kinderen een half jaar oud worden gaan ze ontdekken dat ze los staan van mama en papa. Dan wordt het soms moeilijk als je moet gaan slapen en mama of papa er niet zijn. En dan is het makkelijker als je een knuffel hebt die fijn en vertrouwd is.

Ieder kind maakt zelf een keuze welke knuffel de fijnste is, en dat is in de ogen van de ouders niet altijd de mooiste of de leukste. Het is belangrijk dat de knuffel zacht en aaibaar is. Het kan bijvoorbeeld ook een doekje zijn. Bovendien is het van belang dat hij makkelijk meegesleept kan worden.

Wanneer een kind rond de twee jaar is, krijgt de knuffel een andere functie. Het wordt dan meer een vriendje waar het kind zich prettig bij voelt. Hij of zij kan er mee praten en als het nodig is, biedt hij troost. Ook de geur van de knuffel wordt steeds belangrijker. Vandaar dat een gewassen knuffel niet altijd van harte wordt geaccepteerd. We herinneren ons een kind dat hardverscheurend snikte dat er nu geen ‘wen’ meer aan zat.

Heeft je kind een lievelingsknuffel, probeer er dan nog één op de kop te tikken, want als de knuffel kwijtraakt ….!

Als je kind groter wordt en nog behoefte heeft aan een knuffel, is het verstandig om daar samen afspraken over te maken. Voor het ene kind is het fijn als de knuffel nog meegaat tot aan de schooldeur en daarna met mama of papa mee naar huis, voor een ander is het prima wanneer de knuffel thuis is bed blijft.

De praktijk wijst uit dat de plek die een knuffel inneemt vanzelf kleiner wordt wanneer je er samen op een ontspannen manier mee omgaat.

Als de knuffel belangrijk is voor je kind, neem je hem altijd mee naar Kiekeboe. Als je al ziet aankomen welke knuffel belangrijk is en je kunt hem nog bijkopen, dan is het een heel goed idee om dit te doen. Je hoeft hem dan niet telkens mee heen en weer te nemen. Hij ligt dan gewoon geduldig in het eigen mandje van je kind te wachten tot hij weer met je kind mee naar bed mag.

Kinderziekten

Jonge kinderen hebben nog weinig tot geen weerstand. Daarom zijn ze sneller vatbaar voor het oplopen van een virus of het ontwikkelen van een kinderziekte. Je neemt je kind natuurlijk mee naar allerhande plekken, zoals op bezoek, naar winkels en ook naar Kiekeboe.

Je kunt proberen de weerstand van je kind te verhogen door vaak naar buiten te gaan. In het kinderdagverblijf doen we dit zoveel mogelijk. Ook een kind dat iets verhoging heeft mag gewoon mee.

Het gebruik van de buitenbedden van de baby- dreumesen speelt een belangrijke rol bij het opbouwen van weerstand en het aanbieden van een gezonde leefomgeving. Ook binnen zorgen we voor een goede hygiëne en ventileren regelmatig de groepsruimte en de slaapkamers.

Vanzelfsprekend bouwt een kind ook weerstand op door ziek te zijn en de ziekte te overwinnen. Het lichaam wordt daar sterker van. Een Engels onderzoek heeft aangetoond dat kinderen die weerstand opbouwen door ziek te zijn later meer afweer hebben tegen ernstige ziekten, zoals bepaalde vormen van kanker. Het is dus zeker niet verstandig om kinderen in een gouden kooitje op te sluiten en te proberen ziekten te voorkomen.

Toch is ziek zijn natuurlijk niet leuk. Een kind dat ziek is, heeft daarbij vaak koorts. Ziek zijn en koorts hebben is een gezonde en natuurlijke reactie van het lichaam om virussen te overwinnen. Virussen voelen zich minder prettig als de temperatuur van het lichaam omhoog gaat en ontwikkelen zich dan minder snel. Breng je de temperatuur omlaag, bijvoorbeeld door middel van het geven van een zetpil, dan werk je dit proces tegen. Natuurlijk is dit soms toch nodig en zijn er ziekten waarbij een kind ondersteuning in de vorm van medicijnen nodig heeft. Het is dan vaak verstandig om naar een arts te gaan.

In de herfst- en winterperiode hebben we allemaal een grotere kans om ziek te worden. Het is niet fijn wanneer je kind ziek wordt, en zeker niet als het vaker gebeurt. Bedenk echter dat als een kind de rust krijgt om op eigen kracht van het ziek zijn te herstellen dit de beste manier is om een goede weerstand op te bouwen.

Oei, ik val. Is dat erg?

Als liefdevolle ouder wil je je kind het liefste overal voor beschermen. Wanneer je kind nog erg klein is en nog helemaal afhankelijk van jou, is dat niet zo moeilijk, want dan heb je heel veel zelf in de hand.

Al gauw echter gaat je kind op zoek naar grotere uitdagingen in zijn of haar omgeving en daarmee wordt de wereld voor hem of haar groter. Maar ook de kans dat er wel eens iets mis kan gaan wordt groter.

Het kan immers zomaar gebeuren dat er situaties ontstaan die toch wat gevaarlijk zijn, zoals bijvoorbeeld een dreumes die ineens ontdekt hoe hij of zij uit de kinderstoel kan klauteren of op de bank kan klimmen om erop te gaan staan. Dan schrik je behoorlijk!

Toch is het goed om niet alles te willen voorkomen en alle hobbels voor een kind weg te willen strijken. Kinderen leren door vallen en opstaan. Door de dag heen doen zich regelmatig momenten voor waarin kinderen juist kunnen groeien wanneer ze de ruimte krijgen om een probleem of tegenslag zelf op de lossen. Het kind moet op zoek naar een oplossing voor hetgeen zich voordoet en dat stimuleert zijn of haar ontwikkeling. Een keer een buil oplopen of een schaafplek is, hoe pijnlijk ook, een leermoment voor een kind. Juist deze grenzen zelf ervaren maakt heel veel duidelijk.

Een tijdje terug maakten we een mooi voorbeeld mee:
Een paar kinderen van drie jaar waren buiten aan het spelen en enkele kinderen fietsten rond over het fietspad dat we in de speeltuin hebben. Plotseling fietste één van de kinderen per ongeluk de border in. Het lukte niet meteen om de fiets eruit te krijgen en het kind raakte een beetje gefrustreerd. De leidster zag het wel, maar wachtte even af of hij zelf een oplossing zou kunnen bedenken. Een ander kind bracht even later de uitkomst. Ze stapte af, keek wat er aan de hand was en tilde de fiets omhoog, zodat het wiel loskwam uit de aarde. Samen zetten ze de fiets weer op het pad en zo kon er weer gefietst worden. Prachtig om te zien hoe kinderen iets oplossen en ook elkaar helpen!

De leidster was erg trots op de kinderen en liet dat dan ook horen!

Natuurlijk praten we hier over kleine dingen: een keer van een klein treetje afvallen, je hoofd stoten, e.d. We hebben het over de dingen die maar een kleine kortdurende schade veroorzaken en waar een kind veel van kan leren. Een kind dat een keer van een klein treetje is gevallen zal voorzichtiger zijn met een hoge trap. Hij of zij heeft namelijk een belangrijke ervaring opgedaan.
Natuurlijk doen we er alles en alles aan om grotere ongelukken te voorkomen. Daarvoor hebben we een heel aantal maatregelen genomen, zoals vingerbeschermers op de deuren, ramen die maar een klein stukje open kunnen, valbeschermers onder de speeltoestellen, drangers op de hekken ….

Wil je weten wat we allemaal precies hebben gedaan, vraag dan in het kantoor naar onze risico-inventarisatie.

Pesten

Pesten is één van de vervelendste dingen die er bestaan. Bij pesten wint steeds het sterkere kind. De pestkoppen zijn ook vaak ouder of met meer. De pestkop heeft geen positieve bedoelingen. Hij of zij wil pijn doen, vernielen of kwetsen.

Gepeste kinderen voelen zich vaak eenzaam, verdrietig en onzeker. Ze slapen vaak niet goed, gaan niet graag naar school. Meestal durft een kind thuis niet te vertellen dat het gepest wordt.

Gepeste kinderen voelen zich vaak eenzaam, verdrietig en onzeker. Ze slapen vaak niet goed, gaan niet graag naar school. Meestal durft een kind thuis niet te vertellen dat het gepest wordt.

Ook wij hebben direct of indirect te maken met kinderen die pesten of gepest worden. Vooral vanaf de leeftijd dat kinderen naar school gaan komt dit voor. We vinden pesten een kwalijke zaak en werken er met z’n allen actief aan om pesten zoveel mogelijk te voorkomen.

Dat doen we bijvoorbeeld door te proberen een veilig klimaat te scheppen, zowel binnen als buiten, en door er met de kinderen over te praten en ze bewust van te maken van hun gedrag.
We vinden het heel belangrijk dat kinderen en volwassenen met respect met elkaar omgaan. Bijvoorbeeld: je sluit elkaar niet buiten, je komt niet ongevraagd aan andermans spullen, je scheldt niet, je doet een ander geen pijn doen, enz.

We leren de kinderen ook: als kinderen die aan elkaar gewaagd zijn ruzie hebben moeten ze eerst moeten proberen het uit te praten. Zo leren ze hoe je dat aanpakt en dit sterkt hun zelfvertrouwen. Als het uitpraten niet lukt, mogen ze naar de leidster gaan. Die helpt mee om een goede oplossing te bedenken, zodat ze er de volgende keer misschien samen uitkomen.

Als een kind aangeeft dat het gepest wordt, nemen we het probleem serieus en luisteren we naar hem of haar. We proberen met de kinderen te overleggen over mogelijke oplossingen en proberen altijd in gesprek te blijven.

We bieden ook steun aan de pester. We helpen het kind om zich aan regels en afspraken te houden. We stellen grenzen en verbinden daar consequenties aan. We proberen de pester te helpen om op een positieve normale manier met anderen om te gaan.

Op deze manier proberen we een fijne, veilige sfeer te creëren, waarin ieder kind zich welkom en begrepen voelt.

Slaap kindje slaap

Kinderen en slapen; het lijkt zo eenvoudig. In de dagelijkse praktijk is het echter wel eens anders.

Welke ouder kent niet het afmattende gevoel na een slapeloze nacht, doordat zijn of haar kind een aantal keren wakker is geweest. Of je kind nu een paar maanden oud is of al een paar jaar, het kan zomaar gebeuren, dat er een tijd komt waarin het slapen of doorslapen maar niet wil lukken.
Als ouder zit je dan met de handen in het haar, want de dag begint gewoon weer met alles wat daarbij hoort.

Toch zijn er wel enkele tips te bedenken bij dit probleem:
* Zorg voor vaste rituelen. Voor de meeste kinderen is het fijn als er een vast ritueel is voor het naar bed brengen. Iedere keer hetzelfde vertrouwde liedje of verhaaltje geeft je een kind een gevoel van herkenning en houvast. Het weet waar het aan toe is en wat er gaat gebeuren. Daardoor ontstaat er een gevoel van rust.
* Zorg voor een rustige sfeer voordat je kind naar bed gaat. Je kind kan daarna beter in slaap komen.
* De meeste kinderen hebben baat bij een vast dagritme. Ook op momenten dat het wel eens moeilijk uit komt, is het voor je kind het beste om naar bed te gaan op de gewone tijd.
* Neem de tijd voor het naar bed brengen en zorg dat je zelf ook rust genoeg hebt om je kind voldoende aandacht te geven.
* Veel speelgoed of knuffels in bed of in de slaapkamer staat natuurlijk reuze gezellig, maar nodigen niet uit om te gaan slapen, maar juist om fijn nog even verder te spelen.

En wat dan te doen als het toch nog niet wil lukken? Bij een kind dat niet inslaapt of doorslaapt kijk je eerst of er iets aan de hand is. Misschien moet de luier vervangen worden of is de knuffel uit bed gevallen? Wanneer je hebt nagegaan of alles goed is en je kind toch blijft huilen, is het verstandig om met regelmaat even naar je kind te gaan en hem of haar te laten zien dat je er bent. Hoewel het misschien moeilijk is, is het echt belangrijk om deze momenten kort te houden, het niet gezellig te maken en je kind in bed te laten liggen. Laat je kind even voelen dat je er bent, streel hem of haar bijvoorbeeld even over het hoofd en zeg: ‘Zo, nu ga je weer lekker slapen.’ Als je kind dan weer in snikken uitbarst, is het moeilijk om weg te lopen, maar het is het beste om dit wel te doen. Blijft je kind huilen, ga dan na 5 a 10 minuten weer terug en herhaal hetzelfde ritueel.
Er zijn kinderen die het even nodig hebben om te huilen voordat ze in slaap kunnen vallen. Als dit niet te lang duurt (niet langer dan ongeveer 10 minuten) en je kind valt daarna in slaap, dan hoort dit er gewoon bij.
Als je kind al wat groter is en je merkt dat het naar bed gaan moeilijker wordt, kun je het beste liefdevol maar beslist vasthouden aan de gebruikelijke rituelen. Laat je niet overhalen tot ‘nog even dit’ of ‘nog even dat.’ Het helpt soms wel om nog even wat te rommelen in de buurt van de slaapkamer van je kind, zodat je kind je nog kan horen en weet dat je dichtbij bent.